«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 63

1  Een psalm van David, als hij was in de woestijn van Juda. (:) O God! Gij zijt mijn God! ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water.

2  (:) Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer;

3  (:) Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen.

4  (:) Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen.

5  (:) Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen.

6  (:) Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.

7  (:) Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen.

8  (:) Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt mij.

9  (:) Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, zullen komen in de onderste plaatsen der aarde.

10  (:) Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen de vossen ten deel worden.

11  (:) Maar de koning zal zich in God verblijden; een iegelijk, die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt worden.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23