«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 54

1  Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth; (:) Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? (:) O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht.

2  (:) O God! hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds.

3  (:) Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Sela.

4  (:) Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen.

5  (:) Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid.

6  (:) Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is goed.

7  (:) Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23