«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 149

1  Hallelujah! Zingt den HEERE een nieuw lied; Zijn lof zij in de Gemeente Zijner gunstgenoten.

2  Dat Israel zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning.

3  Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.

4  Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil.

5  Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers.

6  De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;

7  Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken;

8  Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;

9  Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23