«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 143

1  Een psalm van David. O HEERE! hoor mijn gebed, neig de oren tot mijn smekingen; verhoor mij naar Uw waarheid, naar Uw gerechtigheid.

2  En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.

3  Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn.

4  Daarom wordt mijn geest overstelpt in mij, mijn hart is verbaasd in het midden van mij.

5  Ik gedenk aan de dagen van ouds; ik overleg al Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen.

6  Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land. Sela.

7  Verhoor mij haastelijk, HEERE! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen.

8  Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op.

9  Red mij, HEERE! van mijn vijanden; bij U schuil ik.

10  Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide mij in een effen land.

11  O HEERE! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid.

12  En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23