«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 130

1  Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!

2  HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.

3  Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?

4  Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

5  Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.

6  Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.

7  Israel hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.

8  En Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23