«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 123

1  Een lied op Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit.

2  Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig zij.

3  Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.

4  Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23