«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 122

1  Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan.

2  Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!

3  Jeruzalem is gebouwd, als een stad, die wel samengevoegd is;

4  Waarheen de stammen opgaan, de stammen des HEEREN, tot de getuigenis Israels, om den Naam des HEEREN te danken.

5  Want daar zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen van het huis van David.

6  Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.

7  Vrede zij in uw vesting, welvaren in uw paleizen.

8  Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u!

9  Om des huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23