«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »

Psalmen 114

1  Toen Israel uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had;

2  Zo werd Juda tot Zijn heiligdom, Israel Zijn volkomene heerschappij.

3  De zee zag het, en vlood; de Jordaan keerde achterwaarts.

4  De bergen sprongen als rammen, de heuvelen als lammeren.

5  Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?

6  Gij bergen, dat gij opsprongt als rammen? gij heuvelen! als lammeren?

7  Beef, gij aarde! voor het aangezicht des Heeren, voor het aangezicht van den God Jakobs;

8  Die den rotssteen veranderde in een watervloed, den keisteen in een waterfontein.

«  Vorige Hoofdstuk   |   Selecteer een hoofdstuk   |   Volgend Hoofdstuk  »
“De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.” — 1 Corinthiërs 16:23